
GEDICHTEN
LIFT
Langs de snelweg van september
zag ik je staan. LIEFDE stond er
met koeienletters op je stuk karton
en je lange, natte haren flapperden
alle richtingen uit.
Ik stopte
jij stapte in.
Hoever kan ik met je mee? vroeg je
en ik rook je koude wangen.
Zover je wilt, zei ik
ik moet toch die kant op.
Winnaar ILFU verhalenwedstrijd 2021 in de categorie 'Poëzie'.
SOUTH STACK, ANGLESEY
We waren een moment
dat niet heeft stilgestaan
maar zich als licht bewaren liet.
Kijk, de mensen op die rots in de verte zitten er nog,
de roze bergtijm bloeit en in dat landschap lopen wij
voor altijd richting glinstering
op een eindeloos voorbije zee.
Onze oudste wijst
naar de vuurtoren beneden,
de jongste stapt aan de hand
voorzichtig van een trede.
We waren een moment
dat niet anders dan voorbij kon gaan
en zich in een lijst ophangen liet.
Tweede plaats Gopher poëziewedstrijd.
Gepubliceerd in 'Buiten onze gedachten is geen tijd', 2021.
DESCARTES VARIATIES
Ik weeg de lucht
de duinen kleurloos bijna
geen spoor van mij
ik denk dat ik niet besta.
Elke stap die ik zet is de zijne
alsof hij me draagt, we weer samen
ik denk aan hem, dus hij bestaat.
Ik pluk de bramen.
Jam zal ik voor hem maken, alsnog
en als hij ergens aan mij denkt
besta ik toch.
Gepubliceerd in 'De grootste intimiteit is het zwijgen', 2020.
FORT
De zee ligt er plat bij en jij
ligt nat op je buik in de blakende zon. De kom
van je rug is mijn kussen en de kinderen
graven geulen om ons heen.
Zo liggen we,
ik weet niet hoe lang.
Het hete zand gloeit door het kleedje.
Het fort moet groter,
hoor ik de jongste commanderen.
Hij heeft gelijk, als er iets verdedigd moet
is het dit geluk.
AFRONDEN
We moeten afronden, zeg je
en ja, de oude cirkels waarin we praten
raken niet meer rond.
In lange rechte lijnen trekken je woorden van punt naar punt
even eenzaam en evenwijdig aan de mijne.
Als één van ons, als we beiden konden
buigen, dan konden de lijnen, konden we misschien
zoals onze lijven eens, elkaar in het oneindige snijden.
GROEN
Als jij mij nu
hier in de schaduw, in het park
op dit droge, kriebelige gras
dan zou ik
dan zou ik zonder overdrijven
alle sprietjes omhelzen
en glimmen als de vijver.
Als jij mij nu
hier in de luwte, in de stad
op deze plakkerige dag
dan zou ik
dan zou ik voor even altijd
tollen als de aardbol
en alle wespen ijsjes geven.
Als jij mij
zoals ik jou
dan was, dan zou
dan zou ons stukje gras
het allergroenste zijn.
WAK
Je zit weer voor je uit te staren
gissen kan ik
uitglijden op je bevroren blauwe ogen
waarin een laagje water welt.
Ach, had ik maar een hengel
om uit het wak
uit ‘t diepst pupillenzwart
te vissen
wat je niet vertelt.
YOU ARE NOW ENTERING YOUR COMFORT ZONE
Zolang je lichaam zakt
beslaan gedachten,
hang je terug in je begin.
Online begrafenissen bestaan niet.
Je draait de kraan warmer, verder. Sust jezelf
dat de tijd dat we hierop terug zullen kijken komt,
maar wat komt heeft geen klok alleen een ruimte.
Het water staat aan je lippen, je oren staan op een kier.
Je hoort je kinderen klieren, op de badkamerdeur
geen do not disturb.
Dus hang je zolang het kan
zo dicht mogelijk
terug in je begin.
MUTE
Daar lig ik, leeggedrukt.
Om me heen tumult, maar geen volume.
TL-licht spettert, een vacuüm klettert
en de trouwring van lichtjaren terug tikt
stil.
Verschrikt til ik mijn hoofd op,
ergens in de ruimte hangen mijn benen,
ergens in de ruimte hangt mijn kind.
Tussen blauwe latexvingers
bungelen paarse armpjes beentjes
-alles erop en eraan-
eronder een telefoondraad
afgeknipt.
Een wee wringt in mijn keel,
de naam ontglipt, wil geschreeuwd-geroepen-gesproken.
Ergens in de ruimte hangt een kiestoon,
is de lijn verbroken?
Zolang ik geen huilen hoor, staat elk geluid uit.
NU HET ZINDERT
zie ik opnieuw hoe ze zich door mij bemind
met haar haar omhoog
verkoelde in de ventilatorwind.
Haar blote hals reikte uit
en ik keek
hoe een druppeltje
zweet
vanaf haar oor
langs de
lange
pees
naar
beneden
gleed
loom
als regen
langs
een gladde
boom
helemaal
tot in
de holte
achter
haar sleutelbeen
en daar
ver
dween
.
Gepubliceerd in 'De grootste intimiteit is het zwijgen', 2020.
ZELFSCANNER
Het supermarktpoortje zwaait open
als de arm die me al had verwacht.
Het winkelwagenzitje klapt uit
voor het kind dat ik niet volbracht
en terwijl ik met de zelfscanner streepjes lees
ontpopt zich op de display
een echo in zwart-wit
van rul gehakt
en bonussen
en dan daar ergens tussen
een hartje dat klopt.
Ja, zomaar ineens
tussen boodschappen
en rood laserlicht
klopt het hartje
van een ongeboren
gedicht.